Onroerendezaakbelastingen worden betaald door eigenaren en/of gebruikers van onroerende zaken zoals woningen, bedrijfspanden en grond. De opbrengsten van de OZB gaan naar de algemene middelen.
De opbrengst van de OZB wordt opgehoogd met 4,8%. Dit percentage is opgebouwd uit 2,1% indexatie 'prijsoverheidsconsumptie’ zoals aangegeven in de meicirculaire 2025. Daarnaast is een verhoging van 2,7% noodzakelijk in verband met het toerekenen van de uitvoeringskosten van de BSGR. Wat de verhoging van de OZB-opbrengst betekent voor de hoogte van de belastingtarieven is onder andere afhankelijk van de definitieve waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen. Verder is de jurisprudentie ten aanzien van verzorgingstehuizen verwerkt. Hierdoor vallen verzorgingstehuizen in het vervolg onder de categorie woningen. Dit heeft per saldo geen effect als gevolg van areaaluitbreiding.
De heffingsmaatstaf van de onroerendezaakbelastingen is de WOZ-waarde van de woning/niet-woning. Er wordt belasting geheven naar een percentage van deze vastgestelde WOZ-waarde. De WOZ-waarde wordt jaarlijks opnieuw bepaald. In het woonlastenoverzicht is uitgegaan van een stijging van 3% voor 2026. Zodra de nieuwe WOZ-waarden voor 2026 (waardepeildatum 1 januari 2025) bekend zijn, wordt bij het tarievenvoorstel Belastingverordening (na vaststelling van de begroting) het definitieve belastingtarief hierop aangepast.
Voor de objecten die de gemiddelde waardeontwikkeling volgen, stijgt de aanslag OZB 2026 met ongeveer 4,8%.
Afvalstoffenheffing is een heffing voor huishoudens waar de gemeente de zorgplicht heeft om afvalstoffen op te halen (Wet milieubeheer). Met de opbrengst wordt de inzameling en verwerking van het huishoudelijk afval bekostigd. Dit is een kostendekkende exploitatie. Het tarief voor afvalstoffenheffing bestaat per huishouden uit een vast tarief (voor 2025 bepaald op € 389,40) en een variabel tarief. Het variabele deel van de afvalstoffenheffing 2026 is afhankelijk van het aantal maal door huishoudens aangeboden fijn restafval in 2025. Het tarief is € 1,50 per 60 liter restafval. Het aanvragen van kwijtschelding is mogelijk. Tevens is er, net als in voorgaande jaren, een mogelijkheid tot gedeeltelijke vrijstelling indien als gevolg van een medische aandoening sprake is van extra veel afval. Bij de vaststelling van de Verordening Reinigingsheffingen 2026 (raadsbehandeling in december 2025) worden de definitieve tarieven 2026 vastgesteld.
Reinigingsrecht is een heffing voor bedrijven die hun afval bij het huishoudelijk afval mogen aanbieden. Bedrijven mogen afval aanbieden dat qua samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Het tarief betreft een tarief per aanbieding. Kwijtschelding is niet mogelijk.
De reinigingsheffingen (afvalstoffenheffing en reinigingsrecht) worden bepaald op basis van actuele berekeningen van kosten en opbrengsten met als uitgangspunt kostendekkende tarieven. Voor 2026 heeft er een actualisatie van de overhead plaatsgevonden. Tevens zijn de toe te rekenen kosten van de BSGR op dit punt lager. Daarnaast zijn de opbrengsten en vergoedingen voor pmd hoger dan waar in eerste instantie vanuit werd gegaan. Dit is aangepast en leidt ertoe dat het tarief voor 2026 kan worden verlaagd. Het tarief voor 2026 is € 354,00. Uitgaande van 30 aanbiedingen van 60 liter zakken leidt dit tot een totaal bedrag van € 399,00 (vast tarief € 354,00 + 30 x € 1,50 variabel tarief). Dit bedrag is opgenomen in het woonlastenoverzicht.
Rioolheffing is een heffing voor huishoudens en bedrijven die water direct of indirect op de gemeentelijke riolering afvoeren. Rioolheffing is een bestemmingsheffing. De opbrengsten worden dan ook alleen gebruikt om de kosten te dekken die samenhangen met de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor de afvoer van afvalwater, de afvoer van regenwater en het beheer van het grondwaterpeil.
De heffing bestaat uit 2 soorten: een eigenaren- en een gebruikersdeel. Eigenaren betalen een vast bedrag per perceel. Gebruikers betalen een bedrag op basis van het aantal kubieke meters water dat vanuit een perceel wordt afgevoerd. Daarbij is voor de eerste 400 m3 sprake van een vast bedrag. Dit bedrag wordt vermeerderd indien meer dan 400 m3 water vanuit een perceel wordt afgevoerd.
De tarieven voor de rioolheffing zijn gebaseerd op het Water- en Rioleringsprogramma 2024-2028 (WRP) zoals in maart 2024 door de gemeenteraad vastgesteld. De lagere toerekening van de kosten van de BSGR wordt daarbij gecompenseerd door hogere kosten voor onderhoud en projecten. Op basis van het WRP 2024-2028 worden de tarieven voor 2026 verhoogd met 2,1%.
Marktgelden worden geheven voor alle week- en dagmarkten in de gemeente. Er zijn tarieven voor een vaste standplaats en een dagplaats. Deze tarieven zijn gedifferentieerd naar een tarief voor de zaterdagmarkt en een tarief voor de dinsdag-, woensdag- of donderdagmarkt. Belastingplichtigen betalen een bedrag op basis van de plaats (m2) die wordt ingenomen. De opbrengsten van deze belasting worden onder andere ingezet voor het onderhoud van de markt. Daarbij valt te denken aan het reinigen van het marktterrein, dagelijks toezicht op de markt door de marktmeester en energie- en watervoorzieningen.
De tarieven van de marktgelden worden opgehoogd met 2,1%.
Toeristenbelasting is een belasting voor uitbaters van overnachtingsmogelijkheden zoals hotels en bed & breakfast. Er wordt een bedrag per persoon, per overnachting betaald. De opbrengsten van deze belasting worden ingezet voor stadsmarketing en toerisme. Ondernemers ontvangen aan het begin van het jaar een voorlopige aanslag. Deze mag in maandelijkse termijnen worden betaald. De definitieve aanslag volgt na afloop van het belastingjaar.
De tarieven worden opgehoogd met 2,1%.
Precariobelasting is een belasting voor personen of bedrijven die voorwerpen hebben onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Voorwerpen waarvoor de gemeente Gouda precariobelasting heft zijn onder andere bouwmaterialen, terrassen en winkeluitstallingen. De opbrengsten van deze belasting gaan naar de algemene middelen.
De tarieven worden verhoogd met 2,1%.
De hondenbelasting is een belasting voor houders van honden. Het te betalen bedrag is afhankelijk van het aantal honden. De opbrengsten gaan in de algemene middelen. Een deel van de opbrengst wordt gebruikt als vergoeding voor het beschikbaar stellen van collectieve voorzieningen voor honden (zoals onderhoud van uitrenplekken en het beschikbaar stellen van hondenpoepzakjes).
Voor belastingjaar 2026 wordt het tarief verhoogd met 2,1%.
Havengelden worden betaald voor vaartuigen die in gemeentewater aanleggen of verblijven. Het te betalen bedrag is afhankelijk van de duur van het verblijf en de lengte (in strekkende meters) van het vaartuig. De opbrengsten van havengelden worden onder andere gebruikt voor het onderhoud van aanlegsteigers en voorzieningen ten behoeve van de recreatievaart.
Met ingang van 2025 zijn er een nieuw kader en nieuwe regels vastgesteld voor de uitvoering, waaronder de belastingverordening brug- en havengelden. Gedurende 2025 zijn het nieuwe kader en de regels geëvalueerd. De opmerkingen die vanuit de uitvoering naar voren kwamen, worden verwerkt in de verordening havengelden 2026 die in de raadsvergadering van december wordt aangeboden.
In deze verordening worden de tarieven havengelden verhoogd met het inflatiepercentage van 2,1%.
Staangeld wordt opgelegd aan de hoofdbewoner van een woonwagen voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen. Het te betalen bedrag is afhankelijk van de oppervlakte van de staanplaats.
De staangelden worden verhoogd met het percentage van de maximale jaarlijkse huurverhoging voor woonwagen-standplaatsen van 5,0% (bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/woning-huren/vraag-en-antwoord/wat-is-de-maximale-huurverhoging-in-2025).
Leges zijn vergoedingen voor een produkt dat bij de gemeente wordt aangevraagd of voor een dienst die door de gemeente op verzoek wordt uitgevoerd.
In algemene zin worden de legestarieven verhoogd met het inflatiepercentage van 2,1%. Waarschijnlijk worden enkele nieuwe belastbare feiten opgenomen c.q. bestaande belastbare feiten worden gewijzigd in relatie tot onder meer gewijzigde regelgeving. Dit geldt onder andere voor de ventvergunning die als gevolg van de nieuwe Algemeen Plaatselijke Verordening is komen te vervallen. Hiervoor is een ontheffing in de plaats gekomen. Enkele tarieven worden eventueel aangepast om een betere aansluiting te krijgen tussen tijdsbesteding van de behandeling van de aanvraag en de hoogte van het tarief. Dit geldt voor de leges rondom huwelijken. Die zijn voor 2025 aangepast maar worden voor 2026 verhoogd naar een kostendekkend niveau. Verder zijn gemeentes gebonden aan de door de rijksoverheid vastgestelde maximumtarieven.
Bij de vaststelling van de Legesverordening 2026 (raadsbehandeling in december 2025) worden de definitieve tarieven 2026 vastgesteld.
Parkeerbelasting wordt betaald voor het parkeren van een voertuig op plaatsen die door het college zijn aangewezen als betaald parkeerplaatsen. Tevens wordt parkeerbelasting geheven voor het verlenen van een parkeervergunning. De opbrengsten gaan in de algemene middelen. Overeenkomstig het amendement Begroting 2025 (Herfstakkoord) worden de parkeertarieven voor niet-vergunningparkeren in 2026 verhoogd met gemiddeld 12,5%.
Het kostenelement dat gemeenten in rekening mogen brengen bij de naheffingsaanslag parkeerbelasting is voor 2026 met € 3,20 verhoogd tot € 82,00. Voor dit bedrag geldt dat de opbrengst niet hoger mag zijn dan de kosten die hiervoor worden gemaakt. Sinds 1 april 2022 maakt Gouda gebruik van de scanauto van Parkeerservice. Het handhaven op foutparkeren wordt hiermee eenvoudiger. Het aantal naheffingsaanslagen is door de komst van de scanauto toegenomen en hiermee ook de opbrengst naheffingsaanslagen. Dit leidt er toe dat het bedrag naheffingsaanslag met ingang van 2026 wordt aangepast naar € 45,50.