Beleidsvoornemens

Beleidsvoornemens operationele financiering op korte termijn (2026)

Hieronder het verloop van de bancaire financiering:

Omschrijving (bedragen x 1 miljoen €)

Bedrag

Langlopende financiering

322

Kortlopende financiering

35

Totaal

357

Omschrijving (bedragen x 1 miljoen €)

Bedrag

Langlopende financiering

Omvang op 1 januari 2026

286

Contractuele aflossingen 2026

-19

Opname langlopende financiering met al in 2021 vastgelegd rentepercentage

11

In de tweede helft van 2026 aan te trekken langlopende financiering

43

Totaal op 31 december 2026

322

Kortlopende financiering

Omvang op 1 januari 2026

32

In 2026 aan te trekken kortlopende financiering

3

Totaal op 31 december 2026

35

Beleidsvoornemens op middellange termijn (2026-2028)

De benodigde omvang van de bancaire financiering wordt steeds lastiger betrouwbaar in te schatten naarmate verder in de toekomst wordt gekeken. Verwachte ontwikkelingen binnen het investeringsprogramma worden continu bijgesteld en steeds beter gefaseerd, waardoor een realistischer beeld ontstaat. Het huidige investeringsvolume is in de afgelopen jaren realistischer ingeschat, waardoor de financieringsbehoefte beter kan worden bepaald voor de komende periode. Hierdoor sluit de nieuw aan te trekken financiering beter aan op de werkelijkheid.

Op basis van de trends in investeringsuitgaven in 2024 en 2025, en het verwachte investeringsvolume, is de verwachting dat er op de middellange termijn (2026–2028) circa € 133 miljoen aan langlopende financiering nodig zal zijn. Eventueel extra benodigde financiering zal worden voorzien met behulp van kortlopende leningen.

Het renterisico over 2026 is deels afgedekt doordat in 2022 een langlopende geldlening van € 11 miljoen is aangetrokken, die op 1 juli 2026 wordt uitgekeerd tegen een vast rentepercentage van 2,527% (huidige marktrente: 3,2%).

De beheersing van het renterisico op het resterende financieringsvolume in 2026 en het verwachte volume in 2027 wordt in de loop van 2026 nader overwogen

Beleidsvoornemens op langere termijn (>2028)

Gegeven ons investeringsprogramma zullen vanaf 2029 structureel langlopende financieringsmiddelen moeten worden aangetrokken. Door de onzekerheden op de kapitaalmarkt en de onduidelijkheid over de wijze waarop gemeenten na 2026 vanuit het gemeentefonds worden gefinancierd, is de omvang van de benodigde nieuwe langlopende financiering slechts in beperkte mate met zekerheid te bepalen. Om die reden wordt het op dit moment nog niet zinvol geacht om actief beleid te voeren op de beheersing van het renterisico met betrekking tot de financieringsmiddelen die vanaf 2029 nodig zijn.

Meerjarige ontwikkeling schuldquote

In het bestuursakkoord 2022-2026 heeft het college aangegeven de schuldquote te hanteren als monitoringsinstrument, met een ondergrens van 110% als acceptabel niveau. In onderstaande grafiek wordt, mede op basis van de onder 4.4.3.1 tot en met 4.4.3.3 genoemde beleidsvoornemens, inzicht gegeven in de verwachte ontwikkeling van de schuldquote en de toetsingskaders (GTK) die de provincie Zuid-Holland hanteert. Wanneer de netto schuldquote boven de 130% uitkomt, springt het sein op rood: er is dan sprake van een (zeer) hoge schuldenlast.

Vanwege de oplopende investeringsuitgaven in 2024 en 2025 en de investeringsvolumes uit de begroting 2026-2029 zien we in die jaren een stijgende trend in de schuldquote. In 2028 wordt naar verwachting het hoogste punt van circa 103% bereikt. Daarna zal de schuldquote snel dalen tot onder het niveau van 100%. Met een investeringsniveau van € 40 miljoen per jaar zal de schuldquote naar verwachting in de daaropvolgende jaren verder afnemen. Door investeringen beter te faseren en de investeringsvolumes binnen acceptabele grenzen te houden, verwachten we dat de schuldquote zich binnen de vastgestelde bandbreedte zal ontwikkelen.

Meerjarige ontwikkeling investeringsquote

De VNG hanteert geen specifieke norm voor de investeringsquote van gemeenten. Wel zijn er signaalwaarden vastgesteld voor zowel te lage als te hoge investeringen. Bij een netto investeringsquote van minder dan 1% is sprake van een lage investeringsquote; bij een negatieve waarde (< 0%) wordt dit als zeer laag beschouwd. Aan de andere kant geldt dat bij een netto investeringsquote van meer dan 5% sprake is van een hoog investeringsniveau.

Te lage investeringen kunnen een signaal zijn dat een gemeente moeite heeft met het beheersen van de lopende consumptieve uitgaven. Op termijn kunnen hierdoor inhaalinvesteringen nodig zijn. Te hoge investeringen zorgen daarentegen voor een stijging van de netto schuldquote en dus ook van de schuldverplichtingen. Daarnaast leggen hogere afschrijvingslasten een groter beslag op de exploitatierekening, waardoor de ruimte voor ombuigingen op de lopende uitgaven kleiner wordt.

In 2024 heeft de raad besloten om de investeringsquote als instrument op te nemen, zodat gevolgd kan worden of er voldoende wordt geïnvesteerd. De investeringsquote is een maatstaf die de ontwikkeling van de jaarlijkse investeringen weergeeft. Door deze indicator te gebruiken, kan beter worden gemonitord of de gemeente voldoende investeert in belangrijke projecten en voorzieningen. Hiermee wordt beoogd de transparantie en verantwoording te verbeteren.

In onderstaande grafiek wordt inzicht gegeven in de verwachte ontwikkeling van de investeringsquote, gebaseerd op de trends in de investeringsuitgaven voor 2024 en 2025 en de investeringsvolumes uit de begroting 2026-2029. De investeringsuitgaven in 2024 en 2025 zijn verdubbeld ten opzichte van 2023 en voorgaande jaren en blijven op een hoog niveau, wat resulteert in een hoge investeringsquote in de jaren tot en met 2029. De inhaalslag is hier duidelijk zichtbaar. Na 2029 daalt deze waarde naar onder de 5%, en met een investeringsniveau van € 40 mln per jaar blijft de investeringsquote op circa 3%.